De bevrijding van Lepelstraat en het lot van Rini
Elling.
- 80 jaar bevrijding 1944 2024 -
Door Piet van Tilbeurgh aangevuld met foto's door
Frank Bogers
- leestijd 15 min. -
Piet van Tilbeurgh woonde in 1944 op Hoeve " 't
Slot" in Lepelstraat. Hij was een goede bekende van Rini Elling
en wij geven hieronder zijn verhaal, zoals hij de bevrijding (met zijn
wel en wee) heeft ervaren.
Rini woonde in Lepelstraat en ik op de Waterkant en we kenden elkaar
redelijk goed. Regelmatig deden wij dingen samen, zoals sport en recreatie
en in groepsverband ontmoetten wij elkaar meermalen, zoals in de zomer
aan de kaai van het Glymes , een ideale plaats om te zwemmen en plezier
te maken, al was het oorlog. Niemand vermoedde, hij zeker niet, dat
dit de beslissende plaats van zijn leven zou worden.
In andere jaargetijden ging Rini ook regelmatig de polder in. Hij kwam
dan voorbij de boerderij en verzon soms iets om alleen verder te kunnen
gaan, bijv. 'Ik heb gehoord dat de Duitsers weer fietsen vorderen'.
Hij wist dat ik dan mijn fiets in de brandput gooide aan een touw en
het touw vastmaakte aan een paaltje onder water. Je wist maar nooit
en zulke dingen leerde iedereen al snel.
Rini ging dan weer eens naar de Glymes dijk en dikwijls keerde hij via
de Kladsedijk, die inmiddels is afgegraven, terug naar Lepelstraat.
De bevolking van Lepelstraat was in die dagen uitgebreid met bezettingstroepen,
zowel Duitsers als Armenen, Russische krijgsgevangenen, behorend bij
het 812° Armeense Infanterie Bataljon en evacués van het
eiland Tholen.

Oorlogsbunkers in het Westland te Lepelstraat aan de Zoekweg
De Russen en ook Nederlanders, o.a. uit ons dorp, werden verplicht tewerk gesteld, o.a. met het plaatsen van houten palen van 3 à 4 meter lengte in het polderland. De koppen van deze palen werden met prikkeldraad verbonden. Met het plaatsen van deze 'Rommelasperges' wilden de bezetters luchtlandingen voorkomen. In het Westland waren betonnen bunkers gebouwd en er was een schijnvliegveld aangelegd. (De bunkers zijn in de strijd niet gebruikt. De bevrijdingslegers kwamen van een andere kant dan de Duitsers bij de bouw verwacht hadden. Nu staan deze kolossen nog bij de boerderij van Matthijssen, thans Peter van den Eijnden, het landschap te 'sieren'.) Diverse huizen en het klooster waren door de Duitsers gevorderd. In deze gebouwen waren ook hun voorraden opgeslagen, o.a. levensmiddelen.
Na Gekke Maandag, volgde Dolle Dinsdag 5 september. Door allerlei geruchten, waarin wij ook geloofden, raakten de Duitse legers in paniek, de discipline was verloren. Ze gingen op de vlucht in noordelijke en of oostelijke richting. Ze staken zelfs hun eigen voertuigen in brand als de benzine op was. Dan vorderden ze paarden en wagens of fietsen om verder te trekken. Op deze dag leek voor ons de kust vrij. Zelf was ik in die voormiddag van die dag niet thuis. Mijn broer was naar de Ambachtschool LTS in Bergen op Zoom. Hij had een redelijke fiets waar pas nieuwe buiten- en binnenbanden op lagen die via distributiebonnen waren verkregen. Fietsen waren voor ons en voor de Duitsers onmisbaar.

Opslagplaats voedsel en levensmiddelen in de Kerkstraat
86 in
Lepelstraat van de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog.
We hoorden geregeld harde knallen uit de richting van Bergen op Zoom en vader begreep dat ik wel naar Bergen op Zoom wilde om mijn broer en zijn fiets in veiligheid te brengen. Ik ging op mijn damesfiets naar Bergen op Zoom, bij het Groenewoud stopte ik m'n onmisbare voertuig in de sloot en ging te voet verder. Toen ik bij de muur op de Zoombrug kwam, stond er een wacht en ik kwam m'n broer en nog enkele andere jongens met fietsonderdelen tegen. De Duitsers waren de munitiedepots aan het opblazen. Deze lagen op het terrein van de Waterlookazerne (de naam Wilhelmina-kazerne was veranderd).
Waarschijnlijk daardoor was onder de jongens paniek uitgebroken en ze hadden, om vordering te voorkomen, hun fietsen gesloopt en zo namen ze de onderdelen mee. Ieder ging zo gewoon mogelijk langs de muuropening over de Zoom en trachtte z'n onmisbare fiets in veiligheid te brengen. Ik pikte mijn fiets uit de sloot bij het Groenenwoud en ging weer naar Lepelstraat. Voor het klooster stonden twee Armenen. Deze waren dus niet gevlucht. Dit maakte op mij een vreemde indruk. Zij knikten vriendelijk en lachten op hun eigen manier en deelden nadien pakjes sigaretten uit. Daarna brak de zwaarste storm uit de geschiedenis van Lepelstraat los. Wat de aanleiding gaf tot de plunderingen van de Duitse voorraden door de inwoners van Lepelstraat is mij nooit duidelijk geworden. Hadden de Armenen hier invloed op? Het gebeurde, om de eigen voorraden aan te vullen.
Na enkele dagen kwamen de Duitsers terug. Alle voorraden waren weg. Een aantal mensen zou gefusilleerd worden, als men de voorraden niet snel terugbracht. Slechts een gedeelte werd teruggebracht, gelukkig zijn er geen represaille maatregelen genomen.
De bevrijding in zicht
Dagen rofffelde, donderde en floot het oorlogsgeweld op afstand. Dit
was vooral goed waar te nemen in het vlakke polderland. Ik was met paard
en wagen naar het land gereden om nog enkele landbouwwerktuigen op te
halen. We hadden vernomen, dat de bezetter van plan was de polder onder
water te zetten,
Vanuit de polder, waar ik me alleen waande, kon ik de gevechten rondom
Bergen op Zoom, en de Zeeuwse Weg goed waarnemen. Ik zag de jagers op-
en neerduiken, overal ontstonden er plotseling wolkjes door ontploffende
projectielen. De Glymespolder lag er ogenschijnlijk vredig bij en ook
bij het huis van Jan Vriens was het rustig (het enige huis indertijd
aan de dijk). Plotseling scheerde een jager over me heen en ik dook
de sloot in om bescherming te zoeken. Blijkbaar zag de bevriende piloot
dat hij met een gewone landbouwwagen te doen had en hij verdween. Uit
ervaring wisten wij dat er soms toch geschoten werd, vooral als er melkbussen
op stonden!!!
Het werd weer rustig en ik verdween zo snel mogelijk uit deze polder.
Toch was het goed te horen dat het trommelvuur steeds naderbij kwam.
Wat later hoorden we dit geluid ten zuiden van het dorp Halsteren. Het
bleek dat daar de mensen het hard te verduren hadden, verscheidene huizen
waren in puin geschoten.
De Duitsers zagen we terugtrekken met hun oorlogstuig
en gestolen paarden en wagens, volgeladen met allerlei spullen. Soms
viel er wat van de wagen, het werd er weer snel en slordig opgeladen.
De terugtocht richting Steenbergen was begonnen. Op zekere dag besloten
we richting Halsteren te lopen. In de Waterstraat bij de protestantse
begraafplaats en de fabriek van De Leeuw, thans Vlijtweg-Achtzaligheden-Kerkheininge,
naderde plotseling een Duitse motor met zijspan vanaf het gemeentehuis.
Degene die in het zijspan zat, trok op grote afstand zijn revolver en
richtte die op ons, zo reden zij voorbij tot ze om de hoek verdwenen.
Dorpsgenoten verklaarden ons voor gek, omdat we ons op straat waagden,
terwijl de Duitsers terugtrokken. Er waren maar weinig mensen op straat;
men keek vanachter de vensters en gordijnen.
Op 28 oktober deden vernietigingstroepen in Lepelstraat hun werk. Lepelstraat,
een klein plaatsje met een hoge kerktoren, de trots van alle Lepelstraters.
Op grote afstand wezen onze ouders altijd naar die kerktoren, als een
baken in de verte. Ook de terugtrekkende troepen beseften dat de toren
een baken en een uitkijkpost was. Een 'Sprengkommando' ondermijnde onze
toren en hij werd in de vroege morgen opgeblazen. Weg was onze trots.
Ook ging onze gedachte uit naar degenen die verbleven in de kelder van
de pastorie, dicht bij de toren.

Oorlogsmonument aan de Glymese dijk
Daags na het vallen van de toren vroeg kapelaan Zander ons te helpen bij het bergen van de hosties. Via een deur, dicht bij het altaar, gingen we de kerk binnen. Het was een enorme ravage. Het puin lag tot de praktisch niet beschadigde preekstoel en communiebanken. Ook het mooie altaar was gespaard gebleven. Overal lag stof, steengruis en weggeslingerde stukken steenpuin. Er was nogal wat wind en deze huilde door de ruïne. Een groot gat gaapte achter in de kerk. De kapelaan deed zijn werk. Zoals men weet, is de kerk nadien herbouwd in een andere vorm, zonder toren, maar ze leeft voort in de gedachten van de Lepelstraatse bevolking, in de vorm van prentbriefkaarten, tekeningen en dergelijke. Diverse kelderbewoners hadden gewonden in hun midden, vervoer naar een ziekenhuis was niet mogelijk, soms was er een dokter of verpleegster, of het zustertje van het Wit-Gele-Kruis.
Op een gegeven moment was Halsteren dorp bevrijd, Lepelstraat
nog niet. Groot was de tegenstelling tussen het materiaal van de Duitsers
en dat van de Canadezen toen die met hun oorlogsmachine in Halsteren
voorbij trokken. Duizenden mensen stonden zich op straat te vergapen
aan dit schouwspel. In het dorp stonden veel tanks opgesteld met de
loop richting Steenbergen. De Steenbergseweg werd vooral vanuit Halsteren
beschoten. Lang bleven de sporen hiervan zichtbaar. In die tijd slopen
wij als jongens diverse malen naar Halsteren dorp om onze bevrijders
te zien. We slopen langs sloten met oren en ogen uiterst gespannen.
Wij verzamelden dan wat etenswaar voor de achtergeblevenen.
Op onze terugtocht zagen we richting Steenbergen overal vuur van branden.
Ook op de Kladde zagen wij een boerderij in brand schieten door een
keten van vurige ballen. Wij veronderstelden dat onze bevrijders dit
vuur vanaf de Oude Molen richtten. Rond die tijd zag ik Rini Elling
voor het laatst in leven. Ik meen dat hij bij iemand achter op de fiets
zat met een stengun of een dergelijk wapen bij zich. Een kort gesprek
en hij was weg.

Rini Marinus Antonius Franiscus Elling
De bevrijding van Lepelstraat
Diverse mensen uit Lepelstraat, waaronder mijn moeder, zusters en jongere
broer verbleven toen in de kelder van Jan Maas op de Waterkant. Deze
kelder was groot, voorzien van diverse nissen en redelijk veilig. Toch
was het gevaarlijk op deze boerderij aan de rand van de polder, met
een goed uitzicht op de hele Glymeseweg. Soms zag men enkele Duitsers
op deze weg stappen. Dagelijks kwamen ze naar de boerderij wat eten
halen. Natuurlijk begrepen wij dat deze verkenning toch wel gevaarlijk
was voor opgeschoten jongens als wij. De Duitsers hadden hun revolver
in de koppelriem voor op hun middel, dus als het ware klaar om te schieten.
Praten deden deze lieden niet veel, maar ze gaven hun ogen goed de kost,
die zagen letterlijk alles. Een andere van hun bleef op de weg staan.
Eenmaal raakte ik toch met zo'n jonge kerel aan de praat. Hij vertelde
dat hij al dagen aan het eind van de weg verbleef achter de dijk. Ik
dacht aan Rini en de mensen die in het huis van Jan Vriens zaten, maar
durfde niets te vragen. Ik wees hem erop, dat hij wel beweerde in een
grasachtig gebied te verblijven, maar dat dit niet waar kon zijn. Hij
had namelijk verse dennennaalden tussen zijn schoenveters zitten. Deze
stonden omhoog en ze waren zelfs niet gebroken (dus vers). Hij schrok
kenbaar toen ik hem daarop wees, nog meer schrok ik van mijzelf. Wij
vonden het maar beter snel weg te gaan om moeilijkheden te voorkomen

Bevrijdingsoptocht met o.a. Bart van Meer - Frans Dekkers - Rinus Petit en Jan Rens
Nog geen uur nadien zaten wij op de Canadese tanks. Deze
stonden nabij de winkel van P. Luijks op de Handwijzer. Intussen rukten
de Canadezen verder op en Lepelstraat werd bevrijd, eigenlijk door twee
of drie tanks. Zij wilden naar de Kladde oprukken. Korte tijd voor ze
daar aankwamen hadden de Duitsers de heul over de watergang opgeblazen.
Deze was gelegen onder de Kladseweg. De tanks trokken terug, de bemanning
was heel wat somberder gestemd. Intussen stond ook een patrouilletank
voor het huis van Koos van Trijen in de Waterkant. Enige omwonenden
stonden erbij.
Een flinke grote Canadees sprong uit de koepel op de grond. Hij had
een zwaar kaliber revolver of zoiets bij zich. Deze woeste kerel wilde
moffen hebben. Men wees hem richting de Kladde en richting Glymes. Kort
nadien bezetten de Canadezen met hun tanks het erf van Jan Maas en Koene
Ooms. Op een dag probeerden enige Canadese gevechtswagens door te breken
naar de Glymesdijk en Jan Vriens. Ze vroegen enkele Waterkanters of
ze mee wilden rijden om hun de weg te wijzen. Niemand deed het, de Canadezen
vermoedden te weinig.

De boerderij van Jan Maas en To Bogers aan de Slotweg in Lepelstraat. Aan de achterzijde van de boerderij had je uitzicht over de gehele Glymes Polder.
Op ongeveer 75 meter van de dijk, reed een voertuig op een mijn en vloog de lucht in, nadien vonden wij er twee gesneuvelde Canadezen. Op 1 november zagen wij, zoals dagelijks, honderden vliegtuigen vanuit Engeland met hun bommen naar Duitsland vliegen en terugkeren. Plots hoorden wij een hevige knal in de lucht. Het was een achterop geraakte Lancaster, meer hierover https://lepelstraat.com/geschiedenis/oorlogsjaren-1-11-1944.htm

Bemanning neergeschoten Lancaster bij de Kijkuit.
Het lot van Rini Elling.
Piet Elling en een Canadees stonden op wacht voor aan de Glymesweg.
Ze vertelden dat er die morgen enkele mensen van Nieuw-Vossemeer uit
de polder gekomen waren en die hadden geen Duitser meer gezien. Op dat
moment waren er weer twee mensen die naar Nieuw-Vossemeer wilden gaan
door de polder. Louis van Meer en ik besloten mee te gaan om Rini te
zoeken. Toen we bij de dijk kwamen vonden wij de gesneuvelde Canadezen,
liggend op de toentertijd diepe slootkant. Hun lichamen waren gedeeltelijk
bedekt, vermoedelijk om de grootste verminkingen aan het oog te onttrekken.
Wie de dekens over hun lichamen gelegd had, weten we nog niet, mogelijk
de Duitsers zelf?
Een van de Vossemeerders ging de dijk op iets rechts, waar nu het kruis
op de dijk staat. Hij zag in eerste instantie niets, later zag hij lege
hulzen liggen, kennelijk was daar gevochten. Plotseling riep hij: 'Ik
zie wat, verderop ligt een dode aan het begin van de oprit.' Op dat
moment besefte ik wat er gaande was, we verloren alle voorzichtigheid
en liepen ook de dijk op. Dadelijk herkenden wij de dode als Rini Elling.
Hij lag op zijn rug en wij zagen geen enkele verwonding. Zijn gebroken
bril lag enkele meters van zijn hoofd vandaan. De mannen uit Nieuw-Vossemeer
praatten nog even met ons en besloten naar huis te gaan. Plotseling
beseften wij dat het gevaarlijk terrein was, waar we ons bevonden in
verband met mijnengevaar. Wij staarden de mannen na en liepen in de
richting van het huis van Jan Vriens. Het leek wel een spookhuis. Wij
hadden geen zin om daar te gaan kijken. Drie doden in de directe omgeving
waren voor ons voldoende om terug te gaan. We liepen zoals we gekomen
waren en lieten Rini achter.
Piet, Rini's broer, stond met de Canadees nog op wacht. Ik vertelde
hem onze vreselijke ervaringen. Hij hield zich goed, vroeg mij daarna
het slechte nieuws over te brengen aan de pastoor, opdat deze zijn ouders
voorzichtig kon inlichten. Verderop kwam ik vader Elling tegen en hij
vroeg of ik zijn zoon gezien had.
Het waren voor ons beiden moeilijke momenten. Ik verwees hem naar zijn
zoon Piet en hij begreep dat het niet goed zat.

Dit is de oude plaats van het Glymeskruis ca 1955. Onder
aan de afrit is een donker vlekje,
iets naar links in het gewas, dat is ongeveer de plaats waar Rini Elling
werd gevonden.
Foto gemaakt door Piet
van Tilbeurgh,
Op de foto Sjan Sterke, waar hij later mee in het huwelijk trad op 14-12-1961
Het poldertje van Akkermans 5 is het poldertje, ongeveer
op de plaats van het rode streepje lag
Rini. 2 is de plaats waar de 2 Canadezen tegen de hoge slootkant lagen,
zie rode puntjes. Bij de rode X
nabij Hoeve 't Slot viel de V1
Met deze kaart kunt u terug in de tijd.
Deze is uit 1944.
Kaart aanpassen naar het jaartal dat u wenst klik op de website topotijdreis.nl
Later hoorde ik dat een man of tien, waar onder mijn vader en Piet Elling, vertrokken waren om het lijk te bergen. Snel liep ik er achteraan. Ze waren aan de achterkant van de dijk. De gesneuvelde twee Canadezen bleken reeds geborgen te zijn. Ik kwam bij de dijk op het moment dat men vanuit het poldertje van Akkermans de dijk overkwam met het dode lichaam op de brancard.
Ook zij waren onvoorzichtig en liepen kriskras de dijk over, terwijl er mijnengevaar was. (Later zijn veel mijnen gevonden waaronder grote exemplaren, waarschijnlijk geen voetmijnen. Waar nu het Bandijkhuisje staat, zijn deze nadien opgestapeld en afgevoerd. Later zou daar ter plekke nog iemand door een mijn omkomen.)

Het graf van Rini Elling op de begraafplaats te Lepelstraat.
Om de beurt droegen vier man de brancard. Bij de boerderij
van Maas werd een paard voor een wagen gespannen en we zetten de brancard
behoedzaam op de wagen. Wij liepen als escorte naast de wagen en kwamen
in het donkere Lepelstraat aan. De oorlog was nog grimmig en verduistering
was nood zakelijk
Later hoorden wij dat Rini met nog anderen, gewapend de polder ingetrokken
was. Plotseling ontmoette de groep schietende Duitsers. Rini zorgde
voor de aftocht van de anderen, totdat zijn munitie opraakte. Uit nader
onderzoek bleek dat hij een nekschot had gekregen. (Daar waar hij gevonden
is, bleek weer later een dode Duitser ondiep begraven te zijn. De doodsoorzaak
en identiteit zijn onbekend.)
Ongeveer waar nu het kruis op de Glymesdijk staat, verbleef
Rini zeer graag. Hij tuurde daar over het water, zocht met zijn ogen
een enkele zeehond en zeevogels en hij keek naar de sluis en de kaai
met zijn hoge meerpalen. Hij zag de vloed komen en zag het weer eb worden.
Hij vermaakte zich, dook in het water en zwom als de anderen. Hij zag
in de verte de Tholense brug en de veranderlijke Eendracht met zijn
golven, de schuimkoppen of het rimpelloze water.

De plaats waar nu het kruis staat op de dijk.
Op de foto Lucas Bogers een achter-achter-neef van Piet van Tilbeurgh
Als hij zich omdraaide, stond hij pal voor de Glymesweg. Een lange weg, die aan de horizon in een punt samenkwam. Het wuivende graan. In de verte zijn geliefde Lepelstraat, gedeeltelijk verborgen achter de boerderijen op de uitlopende Brabantse Wal.
Als hij iets verder liep, zag hij de Lepelstraatse toren. Hij hoorde het galmen van zijn klokken bij het luiden van de 'Engel des Heren', tijd om naar huis te gaan. Hij zag het vriendelijk huis van Jan Vriens en het door vier dijken omgeven poldertje; dit was de plaats waar hij zijn leven liet voor zijn volk.

Het gezicht vanaf het kruis
over de Glymes polder.
Frank Bogers met kleindochters Anouk en Evi fietsen hier aan het uiteinde
van de Brabantese Wal.
Overlijdensakte: Offiiële bevestiging van het overlijden van Rini Elling op 1 november 1944. Als ambtenaar van de burgelijke stand trad gemeentesecretaris Bertens op.
In het midden van de kaart het oorlogs monument waar het kruis staat. Rechts de Waterkant waar de boerderij Hoeve 't Slot en de boerderij van Jan Maas ligt.
Bronnen:
VERENIGING HEEMKUNDIGE STUDIEKRING - HALSTEREN-LEPELSTRAAT EN DE TWEEDE
WERELDOORLOG 2004
Piet
van Tilbeurgh: Het Vroegere Lepelstraat Deel 4 Sporen in het Veld. Uitgave
van SKW Lepelstraat